
Wat doet het kabinet met de onbelaste vrijwilligersvergoeding?
Vrijwilligers hebben een enorme waarde voor de samenleving. In een motie is het kabinet opgeroepen om verhoging van de onbelaste vergoeding voor vrijwilligers en mantelzorgers te onderzoeken. In een brief geeft het kabinet nu zijn visie op de vrijwilligersregeling.
Visie kabinet
Het is allereerst belangrijk voor ogen te houden wat vrijwilligerswerk is: werk dat men onverplicht en onbetaald verricht. Het is niet de bedoeling dat beloning voorop komt te staan bij vrijwilligerswerk. Het maatschappelijke of ideële karakter en het ontbreken van salaris staan immers bij het vrijwilligerswerk voorop.
Als een vrijwilliger kosten maakt in het kader van de uitoefening van vrijwilligersactiviteiten, is een vergoeding van die kosten uiteraard geen beloning; die kosten moeten onbelast vergoed kunnen worden aan de vrijwilliger. Dit zou betekenen dat de vrijwilliger iedere (kleine) kostenpost zou moeten declareren bij de vrijwilligersorganisatie onder overlegging van betalingsbewijzen en de vrijwilligersorganisatie verstrekkingen (in natura, zoals een kopje koffie tijdens de vergadering van het bestuur van de voetbalvereniging) precies zou moeten administreren. Om de daarmee samenhangende administratieve lasten voor zowel de vrijwilliger als de vrijwilligersorganisatie te verkleinen, voorziet de wet in een onbelaste forfaitaire kostenvergoeding voor vrijwilligers: tot een bedrag van € 210 per maand en € 2.100 per jaar (bedragen 2025) gaat de wet ervan uit dat sprake is van een kostenvergoeding en hoeft er geen loonbelasting op ingehouden te worden.
Dat geldt ook voor mantelzorgers die vrijwilligerswerk verrichten. Als een vrijwilliger meer kosten maakt dan de vorengenoemde bedragen, dan kunnen die alsnog onbelast vergoed worden, maar moeten de gemaakte kosten wel kunnen worden aangetoond.
De vrijwilligersregeling in de loonbelasting is dus geen vrijstelling, maar een forfaitaire kostenvergoeding. Het kabinet beschouwt de vrijwilligersregeling als een ruimhartige kostenvergoeding; tot een bedrag van € 210 per maand en € 2.100 per jaar hoeft de vrijwilliger zijn kosten niet aan te tonen. Daarmee is de onbelaste vrijwilligersvergoeding voor nagenoeg alle vrijwilligers kostendekkend. Voor de enkeling die meer kosten maakt dan de vrijgestelde vrijwilligersvergoeding geldt nog altijd de mogelijkheid om het meerdere onbelast vergoed te krijgen onder overlegging van betalingsbewijzen.
Sinds 5 jaar wordt de vrijwilligersvergoeding jaarlijks geïndexeerd. Op die manier worden de maxima van de kostenvergoedingen jaarlijks aangepast aan de prijsstijgingen. Sinds de invoering van de indexatie is het jaarmaximum al met 24% toegenomen van € 1.700 naar € 2.100.
Het kabinet vindt het daarom onnodig de vrijwilligersvergoeding beleidsmatig te verhogen.
Daarnaast kan dit ook onvoorziene nadelige effecten hebben, waardoor het niet alleen onnodig maar ook onwenselijk is. In bepaalde situaties is het namelijk voor uitkeringsgerechtigden financieel aantrekkelijker om vrijwilligerswerk te accepteren dan om een reguliere baan te aanvaarden. Dit wordt veroorzaakt door het feit dat de maximum vrijwilligersvergoeding in bepaalde situaties meer bedraagt dan het vrijgelaten bedrag dat mag worden bijverdiend naast een uitkering. Dergelijke verdringing van betaalde arbeid door de vrijwilligersregeling is uiteraard ongewenst en zal alleen maar toenemen indien de vrijwilligersvergoeding wordt verhoogd.